Zoeken in deze blog

Translate

dinsdag 18 december 2012

De crash van prins Bernhard bij Diemen (7): Oranje-complotten

Met het verstrijken der jaren kreeg het auto-ongeluk van prins Bernhard bij Diemen in 1937 steeds mythischer proporties.Volgens de Oranjes bleek er op diverse fronten zelfs min of meer sprake te zijn van een complot ter verhulling van de ware toedracht.

Summary

In the years following the near-fatal accident of Prince Bernhard Lippe-Bisterfeld near Diemen in 1937 certain myths grew up in the royal family surrounding the accident. Both the Queen and the Prince had strong-held beliefs in who was to blame: truck driver Dirk Zweerus. He maintained his innocence, however, and was finally proven right in 1962. At the hospital in Amsterdam on the other hand staff at the time seem to have panicked, not only providing the wrong kind of information but also withholding the patient necessary medical help.

Koninklijke memoires: Wilhelmina


In haar memoires 'Eenzaam maar niet alleen' van 1959 schreef Wilhelmina dat de vrachtauto ‘zonder een waarschuwing te geven’ uit een zijweg op de weg was gekomen. Het ‘Fordje’ van de prins kon niet meer stoppen en schoof onder de vrachtauto. Hoe de vrachtwagen - die zich aan de gestelde veiligheidsmaatregelen had gehouden - dan wel een signaal had moeten geven, blijft onvermeld.
Hoe dan ook: volgens de voormalige koningin was het duidelijk wie er schuld had aan het ongeluk. Nog maandenlang na het ongeluk schreef ze de minister van Waterstaat over soortgelijke ongelukken als die haar  geliefde schoonzoon Bernhard was overkomen, om haar punt te maken. Iemand anders dan haar geliefde schoonzoon moest toch schuldig zijn?
Wilhelmina hielp tevens opnieuw een ander gerucht de wereld in, want de prins reed die dag niet in zijn beige Ford. Zelfs sommige kranten als De Indische Courant moesten zich reeds in 1937 op dit punt corrigeren: het ging dus niet om de zgn. 'verlovings-auto (of Ford)', maar een van de twee nieuwe Fords V die de prins op 8 februari had aangeschaft.

Prins Bernhard en prinses Juliana in de 'verlovingsford' of het 'Fordje'.

Prinselijke biografie


Deze Oranje-variant, zonder schuldbekentenis, werd binnen enkele jaren gecontinueerd. Bij verschijning van zijn biografie 'Prins Bernhard, zijn plaats en functie in de moderne monarchie' van Bernhard in 1962, exact vijfentwintig jaar na dato, beweerde de auteur Alden Hatch dat het ongeluk de schuld was van de vrachtwagenchauffeur. Die zou de avond voor het ongeluk dronken zijn geweest. Ook zou er geen waarschuwingsbord zijn geplaatst, geen helper met een vlag zijn geweest en zou Zweerus het van rechts komende verkeer geen voorrang hebben verleend.



Zelf haastte de prins zich na verschijning via zijn secretariaat om een en ander te ontkennen. Maar in navolging van veldmaarschalk Montgomery (inzake de rol van Bernhard in de oorlog), wendde het echtpaar Zweerus zich in 1962 tot de pers. Dirk voelde zich in zijn eer en goede naam aangetast. 'We waren in die crisistijd zó arm, dat we niet eens een borrel konden drinken', aldus mevrouw Zweerus. Op zijn beurt herinnerde Zweerus eraan dat hij nooit was vervolgd, bekeurd, gearresteerd of berecht. En: de verzekeringsmaatschappij van de prins had alles vergoed. Desondanks waren zij nu bang dat de versie-Hatch als de officiële versie zou gaan gelden, zeker aangezien er plannen voor een verfilming van het boek waren.

Nieuw onderzoek


Binnen enkele weken kwam het, na een nader onderzoek op verzoek van de prins (uitgevoerd door de procureur-generaal van Amsterdam mr. H.R. de Zaayer), op dit punt tot een toegezegde rectificatie van de prinselijke biografie: Zweerus was niet onder invloed van alcohol geweest. Wel suggereerde het particulier secretariaat van de prins dat het ongeluk allicht te voorkomen zou zijn geweest bij een doelmatiger beveiliging van het verkeer. De voorstelling van zaken door Hatch zou berustten op onjuiste mededelingen destijds in het Burgerziekenhuis gedaan aan de prins, althans volgens het secretariaat.
Mede hierdoor zou de prins zelf al die jaren Zweerus ten onrechte als de schuldige aan het ongeluk hebben beschouwd. Na bekendwording van dit nieuws op 21 december 1962, liet Zweerus in de pers weten e.e.a. toch graag zwart op wit te willen zien. Bernhard besloot wijselijk de strijdbijl alsnog te begraven door het Zwanenburgse echtpaar op de koffie te Soestdijk uit te nodigen, hetgeen op maandag 27 december geschiedde (ze werden opgehaald met een hofauto).
Volgens mevrouw D. Zweerus, zou Bernhard aan hen te kennen hebben gegeven blij te zijn geweest dat zij over de onjuiste voorstelling van zaken waren begonnen. 'We hebben een half uurtje gezellig gesproken, een kopje koffie gedronken en een sigaret gerookt. Wat ons betreft is die zaak nu volledig afgedaan.' Het geheel vond plaats in een ongedwongen sfeer. Binnen een jaar moest overigens wederom een uitspraak in het boek, ditmaal over de apartheidspolitiek, worden herroepen.

Burgerziekenhuis


Volgens Wilhelmina (in haar memoires) deed het hospitaal voorkomen alsof de toestand kritiek was maar van meer dan een lichte hersenschudding is er van officiële kant nooit sprake geweest. En voor een hersenschudding gold als belangrijkste medicatie: tenminste één maand plat in een donkere kamer.

Dat gebeuren op den Muiderstraatweg heeft een schok doen gaan door ons land; de aanvankelijke indruk, dat het ongeval zoo erg niet was, heeft de emoties weliswaar getemperd, eerst later, toen het verblijf in het Burgerziekenhuis te Amsterdam zoo lang duurde, is beseft hoe groot het levensgevaar voor den Prins moet geweest.

Zo berichtte o.m. het Algemeen Dagblad bij de geboorte van de nieuwe prinses eind januari 1938: hoe langer de prins in het ziekenhuis bleef, hoe groter de speculatie werd over de aanvankelijk gemelde lichte verwondingen. Het verblijf van koningin en prinses in het hospitaal versterkte dit beeld bij het publiek alleen nog maar.
De situatie werd destijds daarom in ongunstige zin ook wel vergeleken met zijn vliegtuigcrash van augustus 1934 ('Het leek Ernstiger, doch liep veel Beter af'): op het eerste gezicht ernstig, maar bij nader inzien bleek er niets aan de hand. Hier in Amsterdam was de situatie vrijwel omgekeerd - ook al bleek er op de langere termijn in medisch opzicht van alles aan de hand.

Medici


Een en ander doet tevens vraagtekens zetten bij de geboden professionele hulp destijds in het Burgerziekenhuis, een punt dat tot nog toe nooit is aangeroerd. Opvallend is bovendien dat zowel Wilhelmina, als Bernhard in dat opzicht zich beklagen hebben over de gebrekkige informatievoorziening ter plaatse. Was men, uit ontzag voor het koningshuis, wellicht te voorzichtig geweest in het stellen van een juiste diagnose? Was men daarnaast overvallen geweest door alle aandacht waardoor er angst of zelfs paniek heerste?
Het archief van het Burgerziekenhuis bevat helaas niet meer dan enkele dozen over de periode 1960 en later (wellicht dat het Koninklijk Huisarchief nog een kopie van het medisch dossier heeft uit die tijd). Hoe dan ook: geopereerd werd er destijds niet. Volgens Sefton Delmer zou de prins pas in 1952 in de Verenigde Staten te horen krijgen dat hij toen (in 1937 dus) zijn nek had gebroken. 'Erg jammer dat dat toen niet is ontdekt', aldus zijn Amerikaanse lijfarts.

Tegenstellingen


Zodoende werd het ongeluk in de loop van de tijd er steeds meer een van scherpe tegenstellingen. Volgens de marechaussee bedroeg de snelheid van prins Bernhard ten tijde van het ongeluk 90 à 95 km/h. Tegenover zijn goede vriend Sefton Delmer zei de prins het gaspedaal diep te hebben ingedrukt (en de kilometerteller ging niet verder dan 100 mijl per uur, oftewel een snelheid van ruim 160).

'Bernhard voelde zich [die ochtend] gelukkig, zeer gelukkig, hetgeen voor een aanstaande vader een alleszins begrijpelijke gemoedstoestand is.' 

De Vlissingse Courant was het daar alvast niet mee eens en betichtte de prins van onbehoorlijk gedrag. De auto van de prins zou notabene pas de dag voor het ongeluk met de door hem gewenste compressor zijn geleverd. De compressor zorgde tevens voor de indruk bij Zweerus alsof er een vliegtuig naderde.
Aan de hand van de hernieuwde ophef in 1962, meldde zich bovendien ook een nieuwe getuige: veehandelaar S. Meyler uit Aalten. Die had de zandauto in de verte stapvoets uit de uitrit zien komen, had daarom zelf even ingehouden en was iets naar links uitgeweken om in te halen. Op dat moment werden zij met een enorme vaart door een auto ingehaald, waarvan zij de snelheid schatten op 150 km. Deze auto dook vervolgens vrij scherp naar rechts en sneed hen min of meer af. 'Stommeling', dacht Meyler nog, en hij voorzag brokken; even later schoof de bewuste auto onder de zandauto.


Lees ook de voorafgaande delen:










Geen opmerkingen: